new research
Wanneer we het hebben over de dreigingen tegen het christendom, hoor je vaak: "verbrand de heks".
Satan, Lucifer, Mephistopheles, de Heer van de Vliegen, Baphomet — allemaal namen die verbonden worden met het kwaad, geheime genootschappen, wereldwijde samenzweringen, hekserij, satanisme, en alles wat zogenaamd in naam van of tegen de duivel is gedaan. Maar waar komt dit idee eigenlijk vandaan? Wie heeft deze naamgeving geïntroduceerd, en hoe is het in de loop van de tijd ontwikkeld?
Het is duidelijk dat de eerste voorstelling van de duivel niet die van een rode geitenman was. Mensen hebben deze figuur door de eeuwen heen bijzonder serieus genomen. Als we dus willen begrijpen waar dit beeld vandaan komt, moeten we terug naar de bron: het Oude Testament, het Nieuwe Testament, en de Apocriefe geschriften. Alleen zo kunnen we zien wat er werkelijk over deze 'duivel' wordt gezegd — vóór alle latere invullingen en interpretaties.
Hoe kwam het kwaad in de wereld aan een naam? Heerst de duivel werkelijk over de hel? Is de duivel Lucifer? Is hij een gevallen engel? Is hij werkelijk een tegenstander van God? Wie zijn Bile, Abaddon, en de slang in de tuin van Eden?
Veel mensen hebben door de tijd heen veel verschillende antwoorden op deze vragen gegeven. Laten we deze vragen met een onderzoekende en open blik bekijken: wie is de duivel, volgens de Bijbel zelf?
Om deze vraag echt goed te beantwoorden, zouden we eigenlijk een hele sessie moeten wijden aan de geschiedenis van het mythologische kwaad. Mythologisch gezien zijn er verschillende verklaringen voor het ontstaan van kwaad. In animisme en sjamanisme, de oudste religieuze tradities, is kwaad vaak het gevolg van een strijd tussen broers of een onbeheerste oerkracht.
Kijken we naar de Babyloniërs en de Soemeriërs, dan wordt kwaad gezien als een gevolg van goden die we moeten tevredenstellen — zo niet, dan is rampspoed onvermijdelijk.
Voor ons onderwerp is vooral het Zoroastrisme relevant, omdat daarin het dualisme ontstaat: de duidelijke scheiding tussen goed en kwaad. In deze pre-Abrahamitische, Perzische religie zijn er twee krachten: Ahura Mazda, de goede schepper, en Angra Mainyu, de kwade tegenkracht. Beide zijn bijna even machtig, wat zorgt voor voortdurende strijd.
Voordat het jodendom, christendom en islam ontstonden, waren hun voorlopers polytheïstisch — de Kanaänieten bijvoorbeeld. Deze volken werden later beïnvloed door de Perzen, die Babylon veroverden en de Joden uit ballingschap bevrijdden. Toen ze terugkeerden naar hun thuisland, namen ze ook invloeden uit het Zoroastrisme mee, waaronder het strikte monotheïsme en het idee van een kosmisch dualisme. Dit verklaart waarom er soms tegenstrijdigheden in hun latere geschriften zijn.
Als we naar het begin van het Oude Testament kijken, naar Genesis, dan wordt duidelijk dat het kwaad in de wereld volgens die tekst door onszelf kwam: Eva at van de appel, Adam volgde haar voorbeeld. In die interpretatie is de oorsprong van het kwaad onze eigen schuld, niet die van een externe duivel. De slang in het verhaal wordt ook niet direct als de duivel voorgesteld; de schuld ligt bij de mens.
Verder in de Bijbel, bijvoorbeeld in Deuteronomium, zien we dat God zelf zowel het goede als het kwade bestuurt. Hij is bereid om plagen en rampen te sturen over wie zijn wetten niet volgen. Dat roept de vraag op: is al het kwaad afkomstig van God zelf? Dat is voor velen moeilijk te accepteren, en misschien verklaart dat waarom later het concept van een 'duivel' wordt ingevoerd om het probleem van het kwaad anders te kaderen.
Maar laten we eerst duidelijkheid scheppen over de termen:
"Duivel" komt uit het Grieks: "diábolos" betekent letterlijk "lasteraar" of "aanklager", een soort tegenstander in debat, zoals een advocaat.
"Satan" is ingewikkelder. In het Hebreeuws betekent "satan" simpelweg "tegenstander" of "vijand". In veel teksten wordt het gewoon gebruikt voor elke tegenstander. Alleen als er "ha-satan" staat ("de tegenstander") en het als een specifieke figuur wordt gepresenteerd, kunnen we spreken van een soort personage.
De introductie van deze figuur als 'persoon' gebeurt in het boek Job. Daar verschijnt een hemels wezen — niet expliciet een engel — dat optreedt als tegenstander. God geeft 'Satan' toestemming om Job zwaar te beproeven: zijn eigendommen worden vernietigd, zijn kinderen gedood, zijn gezondheid aangetast — alleen zijn leven mag niet worden genomen. Alles gebeurt echter onder Gods directe toestemming. Satan test Job, maar handelt volgens Gods wil.
Er valt veel te zeggen over de interpretatie van de allegorie achter het verhaal van Job: waarom God op Jobs lijden reageert met de vraag "Waar was jij toen Ik de fundamenten van de aarde legde?" Is dit arrogantie? Of wil het zeggen dat het proces van menswording deze yin en yang vereist, deze linker- en rechterhand van God, deze opgelegde beproevingen die een mens vormen? Of wordt er eenvoudigweg bedoeld dat er grotere krachten werkzaam zijn, die het menselijke begrip te boven gaan?
In dit licht kunnen we ons oprecht afvragen: wat is dan de rol van Satan? Want het wordt duidelijk dat, als we vasthouden aan de eerdere lijn — waarin God zowel het goede als het kwade beheerst — de introductie van Satan in het Oude Testament weinig nieuws toevoegt. Satan speelt gewoon zijn rol.
Er is binnen zowel het christendom als het jodendom een enigszins omstreden interpretatie van engelen: sommigen zien hen als lichtwezens, als sterrenbeelden — letterlijk luminaire wezens die in de hemel hun rol vervullen, onderworpen aan Gods wil. Als we kijken naar ons zonnestelsel: in de ene richting vanaf de aarde bevindt zich de zon, symbool voor het goede en het leven; in de andere richting ligt Saturnus, die in de diepere mythologie traditioneel wordt geassocieerd met lijden. Capricornus (de Steenbok) is verbonden met Saturnus. Dit biedt een aanknopingspunt om te begrijpen waarom de duivel uiteindelijk met een geit wordt geassocieerd. Maar daar gaan we nu nog niet dieper op in; het is slechts bedoeld om te laten zien: als alle hemellichamen Gods wil uitvoeren, dan is ook Saturnus een deel van deze goddelijke orde. Vanuit deze optiek zou Satan kunnen worden gezien als een manifestatie van Saturnus — één mogelijke interpretatie onder velen.
Laten we even iets technisch doen: we kunnen namelijk de "leeftijd" van het idee van Satan bepalen. Wat bedoel ik daarmee? In de religieuze traditie wordt gezegd dat Mozes het boek Job schreef. Mozes leefde vermoedelijk tussen 1400 v.Chr. en 1270 v.Chr. Dat zou betekenen dat het idee van Satan binnen de abrahamitische religies ongeveer 3200 jaar oud is. Als we echter de academische route volgen, dan wordt het boek Job vaak gedateerd rond 500 v.Chr., en zou het idee van Satan dus ongeveer 2500 jaar oud zijn.
Terug naar de Bijbel zelf. Als we de Bijbel conventioneel interpreteren, zouden oplettende lezers snel opmerken: "Maar de duivel verscheen toch al eerder, in Genesis, als de slang?" Het probleem is echter dat de slang in Genesis nooit Satan wordt genoemd. Het is simpelweg 'de slang'. De enige reden waarom mensen de slang later als Satan zien, komt door latere interpretaties, vooral uit het Nieuwe Testament. In Openbaringen wordt Satan aangeduid als "de oude slang, genaamd de duivel, die de hele wereld misleidt". Maar bedenk: Openbaringen werd geschreven tussen ongeveer 68 en 98 n.Chr., dus minstens duizend jaar nadat Genesis tot stand kwam.
Hier rijst een belangrijke vraag: als Genesis had bedoeld dat de slang Satan was, waarom staat dat er dan niet expliciet? In plaats daarvan moeten wij verbanden leggen tussen teksten die ver uit elkaar geschreven zijn. Dit alles wijst erop dat de identificatie van de slang als Satan een latere interpretatie is, niet iets wat expliciet in de oorspronkelijke tekst stond.
Bovendien is de rol van slangen in de Bijbel buitengewoon verwarrend. Denk aan de Nehushtan, de koperen slang die Mozes ophief om mensen te genezen — een daad die door God werd bevolen. Of denk aan de serafijnen, vurige slangen, die het dichtst bij God staan. De slang heeft dus niet eenduidig een negatieve betekenis.
Wanneer Openbaringen Satan 'de oude slang' noemt, is het daarom niet vanzelfsprekend dat hiermee een fysieke slang bedoeld wordt. Astronomisch gezien kan het ook verwijzen naar het sterrenbeeld Draco, de draak aan de hemel.
Ik begrijp waarom velen deze connectie willen leggen, maar het is belangrijk te beseffen dat er veel meer aan de hand is dan we op het eerste gezicht denken. Onze taak hier is om de ontwikkeling van het idee van Satan te onderzoeken en verschillende interpretaties te verkennen.
En daarmee komen we op een ander lastig onderwerp: Belial.
Belial betekent grofweg "waardeloos". Wanneer deze naam voorkomt in de Bijbel, verwijst hij dus naar iets of iemand zonder waarde. Net als bij Satan (en Ha-Satan) moeten we goed letten op de context en de vertaling: soms wordt Belial gebruikt als algemene aanduiding van verdorvenheid, soms als naam. In de Bijbel wordt enkele keren gesproken over 'zonen' of 'dochters van Belial', wat duidt op mensen die moreel volkomen verdorven zijn.
Dit is onze vroegste geschiedenis. Wralda, die alleen goed en eeuwig is maakte den aanvang, alsdan kwam de tijd, de tijd wrochte alle dingen, en ook de aarde, de aarde baarde alle gras, kruiden en boomen, al het liefelijk gedierte en al het booze gedierte. Alles wat goed en liefelijk is, bragt zij bij dag voort, en alles wat boos en kwaad is, bragt zij bij nacht voort. Na het twaalfde Juulfeest bragt zij voort drie maagden: Lyda uit gloeijende stof, Finda uit heete stof, en Frya uit warme stof. Toen deze te voorschijn kwamen, spijsde Wralda haar met zijnen adem, opdat de menschen aan hem zouden gebonden wezen. Zoodra zij volwassen waren, kregen zij vermaak en genoegen in de droomen van Wralda. Haat trad tot haar binnen. En nu baarden zij elk twaalf zonen en daarvan zijn alle menschen gekomen.
De naam Lucifer komt slechts één keer voor, namelijk in Jesaja 14:12. Daar staat, in een spotrede gericht aan de koning van Babel:
"Hoe ben je uit de hemel gevallen, Morgenster, zoon van de dageraad! Je bent ter aarde geslingerd, jij die de volken neerlegde."
Dat is het. De term 'Lucifer' of 'Morgenster' wordt hier simpelweg gebruikt als allegorie, om de val van de koning van Babel te illustreren. Op zichzelf is er dus nauwelijks aanleiding om hieruit op te maken dat dit over Satan gaat, tenzij je allerlei losse stukken aan elkaar probeert te naaien.
Een van die pogingen zie je in Ezechiël 28, dat ook gericht is aan de heerser van Tyrus, niet aan een bovennatuurlijk wezen. In dat hoofdstuk staan zinnen als:
"Ik verdreef je, beschermende cherub, en liet je vergaan op de aarde, zichtbaar voor alle volken. Allen die je kenden, zijn verbijsterd over je; je bent tot een afschrikwekkend einde gekomen en zult niet meer bestaan."
Oera Linda:
. Doch ten laatste kwamen zij aan Phoenisius kust, dat was 193 jaren nadat Atland (ISRAEL, rond 2000 vChr.) gezonken is. Nabij de kust vonden zij een eiland met twee diepe golven, zoodat het als drie eilanden uitzag. Op het middelste daarvan stelden zij hunne schuilplaats op, naderhand bouwden zij daar eenen burgtwal om toe. Toen zij nu daaraan eennaamwildengeven,werden zij oneens, sommigen wilden het Fryasburgt heeten, andere Neettunia, maar de MagyarenenFinnenverzochten, dat het Thyrhisburgt zoude heeten. Thyr noemden zij een hunner afgoden, en op diens verjaardag waren zij daar geland; tot eene vergelding wilden zij Teunis eeuwig als hun koning erkennen.